Joop Visbeek (1928-2021) wil broeder worden, maar gaat op aandringen van zijn vader naar het seminarie. De gelofte van kuisheid blijkt een onmogelijke opgave; enkele maanden voor zijn priesterwijding treedt Joop uit. De wereldvreemde Joop leert in 1954 Dien kennen; de vrouw van zijn leven. Zij trouwen in 1957 en krijgen drie zonen. Wanneer Joop tegen zijn zin een belangrijke functie bij een bank krijgt, leiden de werkdruk, een slecht huwelijk en een verwrongen seksualiteit langzaam tot lichamelijke spanningen en een depressie. Wanneer Joop in 1984 in therapie gaat, laat Dien zich hierin te veel in meetrekken waardoor zij een psychose krijgt. Na Diens herseninfarct raken Joop en Dien gevoelsmatig van elkaar afhankelijk en leven ze verder als maatjes. In dit levensverhaal schrijft Joop openhartig over zijn gevoelens en seksualiteit, zijn verhouding met Dien en met zijn kinderen.